ON SPEED dansen voelt als een intense trip

Interview Jan Martens

door Tom Swaak, wo 24 apr 2024

1 EGHW c Luis Xertu 1

Vanaf 23 mei deelt Jan Martens – bij het OBV-publiek goed bekend dankzij zijn memorabele voorstelling FUTUR PROCHE – de affiche met danslegende Trisha Brown en met Anne Teresa De Keersmaeker. Met De Keersmaekers iconische werk Fase heeft Martens een persoonlijke geschiedenis, zo blijkt. ‘Het was het tweede dansstuk dat ik ooit zag en het raakte me enorm. Ik ben daardoor zelf ook, op mijn manier, met minimalisme aan de slag gegaan.’

Het gaat heel erg over controle, loslaten en de controle weer herwinnen en het voelt dus echt als een intense trip om ON SPEED te dansen. Ik ben benieuwd of ik die reis ook zo ervaar als ik in het publiek zit.

Jan Martens

‘Hoewel werk van drie choreografen op het programma staat, voelt de avond voor mij eerder als een quintuple bill, een vijfluik dus’, vertelt Jan Martens, terwijl hij zich in Studio 1 op ‘t Eilandje voorbereidt op de voorstelling. ‘Behalve Twelve Ton Rose van Trisha Brown (dat eerder bij OBV te zien was in 2018, red.) zullen twee hoofdstukken uit Anne Teresa De Keersmaekers Fase te zien zijn en twee korte stukken van mij. Het eerste, ON SPEED, stamt uit mijn solo ELISABETH GETS HER WAY. Het is een uitdagende, hyperprecieze solo op bliksemsnelle klavecimbelmuziek van Stephen Montague. Ik leer hem nu aan aan enkele dansers van Opera Ballet Vlaanderen. Het is de eerste keer dat ik een eigen solo aan anderen mag aanleren en dat is een fijne, interessante ervaring. Hoewel je Montagues muziek minimalistisch zou kunnen noemen, zit het stuk qua metrum en ritmes erg ingewikkeld in elkaar. Het wordt bovendien zó snel gespeeld in de opname van Elisabeth Chojnacka dat veel van de vlugge, kleine bewegingen min of meer impulsief gekomen zijn toen ik de solo voor mijzelf maakte. Je hebt simpelweg niet de tijd om grote bewegingen te maken. Ik wilde het statische van een virtuoze klavecimbelperformance benaderen. Daarom “reist” deze choreografie niet door de ruimte en ligt er een sterke nadruk op het torso, en op arm- en handbewegingen. Nu ik die solo ga aanleren aan de dansers, moet ik uitmaken of ik behalve dat basisprincipe ook al mijn concrete bewegingen overdraag of dat die ook anders ingevuld kunnen worden.’

Tom Swaak: Ik heb gelezen dat Anne Teresa De Keersmaeker een vorm van rouw ervaarde toen ze Fase doorgaf, nadat ze haar eigen choreografie meer dan dertig jaar had gedanst. Hoe is het voor jou om ON SPEED aan onze dansers aan te leren?

Jan Martens: Ik dans mijn solo nu zo’n twee jaar en ga er ook nog mee op tournee langs bijvoorbeeld de Ruhrtriennale. Dat is een groot verschil. Tegelijk – ik word nu 39 – voel ik dat ik deze veeleisende solo niet nog vijf jaar zou kunnen dansen. Maar het blijft wel een groot vraagteken: wat zal het geven met deze dansers? Ik heb voor Nicola Wills en David Ledger gekozen omdat ik een zekere maturiteit bij hen voelde. Dat was voor mij belangrijk, want uit Elisabeth Chojnacka’s interpretatie spreekt een doorleefdheid die het wiskundige van de minimalistische muziek ontstijgt. In dat opzicht zie ik wel een link met Fase: er is natuurlijk het minimalisme en de cijfers, maar het is echt ook zoveel meer. Die persoonlijkheden van de dansers moeten er ook in zitten en uit naar voren komen. Die bepalen ook het eindresultaat.

Tom Swaak: Maar hoe voelt het? Is het alsof je iets moet afstaan of eerder een verrijking?

Jan Martens: Ik ben blij dat ik dit mag doen. Het klinkt misschien raar, maar ik kijk er ook erg naar uit om het zelf eens te kunnen zien. Omdat ik hiermee normaal gesproken zelf op het podium sta, heb ik het nooit van de andere kant kunnen beleven. Het is een stuk van twaalf minuten, maar in die twaalf minuten gebeurt ontzettend veel. Het gaat heel erg over controle, loslaten en de controle weer herwinnen en het voelt dus echt als een intense trip om ON SPEED te dansen. Ik ben benieuwd of ik die reis ook zo ervaar als ik in het publiek zit.

Tom Swaak: Ik zie ook wel een overeenkomst tussen Fase en ON SPEED. Beide stukken zijn virtuoos, maar tegelijk geven ze de indruk dat je het materiaal op zich ook als niet-dansers thuis na zou kunnen proberen te doen.

Jan Martens: Zeker, er is eenzelfde minimalisme. Al denk ik dat het basisvocabularium in Fase misschien nog rigoureuzer is. Binnen ON SPEED is er net wat meer mogelijkheid tot vrijheid. Hoe Nicola de solo gaat dansen is misschien anders dan David en niet alleen het ‘hoe’, maar ook het materiaal zelf zal verschillen. Ik ben niet zo geschoold als Nicola en David, dus bij mij zit er vanzelf een zekere onafheid in. En dit stuk mag echt niet te ‘af’ zijn, dus het zal zoeken worden naar wat ruwheid in hun dans kan betekenen. Als ik iets voordoe, kunnen zij dat direct heel precies, tot op de centimeter, reproduceren. Maar ik wil zoeken naar welke bewegingen kloppen met hun lichaam.


Lees het volledige interview met Jan Martens in het OBV-magazine.

Foto: Jan Martens in ON SPEED © Luis Xertu

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Volg ons