Berlinde De Bruyckere over Ombra

‘Toen ik voor de eerste keer een voorstelling van Alain zag, zag ik mijn sculpturen levend worden op de scène.’

door Ilse Degryse, vr 12 jan 2024

Unnamed 9

Voor de voorstelling Ombra van Alain Platel ontwierp kunstenares Berlinde De Bruyckere een gigantische boom, die tegelijk menselijk en kwetsbaar is.

‘Ik had eerder met Alain samengewerkt voor nicht schlafen (een voorstelling uit 2017 rond muziek van Mahler, red.) en dat was een fijne ervaring. Alain weet zeer goed wat hij wil. Het is niet zo dat ik naar de muziek luister of het libretto lees en dat ik dan met een voorstel kom. Neen, Alain heeft nog voor hij aan de productie begint een duidelijk idee en een specifieke vraag. Voor nicht schlafen vroeg hij me iets te doen met paarden. Dit keer wilde hij een voorstelling brengen die sterk verbonden is met Gerard Mortier, die tien jaar geleden overleden is. Wat Alain zei, was: “Ik wil een werk maken dat aan hem is opgedragen en waarin ik hem herken. Ik vond dat een boom van een vent, ook al was hij niet groot. Ineens werd hij weggerukt en was hij daar niet meer. Een enorm gemis.” Daarna vertelde Alain hoe hij met les ballets c de la b had gespeeld in Kinshasa en dat daar een lange dreef met oude bomen werd gekapt. Hij vertelde over het geluid bij de bomen die neergingen en de machteloosheid die hij voelde. Over het respect voor die bomen ook. Dat waren de twee elementen die hij me meegaf. Van daaruit ben ik beginnen te denken.’

‘Alain en ik kennen elkaar van begin 2000 en je zou ons soulmates kunnen noemen. Ik was naar zijn voorstelling Pitié gaan kijken op aanraden van een vriend. “Het is alsof je beelden levend worden op de scène”, had die gezegd, en dat heb ik effectief zo ervaren. De voorstelling zelf ging natuurlijk ook over een thema waar ik zelf vaak rond werk, de pieta en het lijden. Ik kende Alain toen niet persoonlijk maar het leek me fantastisch om de lichamen van de dansers in mijn werk te kunnen integreren. Ik heb hem gecontacteerd met de vraag of een gesprek mogelijk was. Toen bleek dat Alain altijd boeken van mij op zak had wanneer hij voorstellingen maakte en dat hij die aan de dansers toonde.’


‘Wat wij gemeen hebben, is dat we stevig met onze voeten op de grond staan en betrokken zijn bij wat er gebeurt in de maatschappij. Je bent hierheen gewandeld, van de Opera naar De Muide. Dit is een speciale buurt. Al wat ik op weg naar mijn atelier tegenkom inspireert me. Hoe de buurt in één opzicht aan het vervallen is en de oude werkmanshuisjes totaal uitgeleefd zijn, terwijl ze anderzijds aan Dok Noord luxeappartementen aan het zetten zijn. De dualiteit in de maatschappij is hier sterk voelbaar. Deze buurt is een spiegel voor me, daarom vind ik het zo belangrijk hier te blijven met mijn atelier. Mijn werk ontstaat vanuit een open blik op de dingen die rondom mij gebeuren. Waar ik soms van schrik en me afvraag hoe ik daar nu moet mee omgaan. Antwoorden heb ik niet, maar ik probeer mensen er iets bij te laten voelen. Mijn werk is een vraagstelling die misschien zelfs argwaan opwekt maar die nooit bruskeert of agressief wordt. Ik denk dat dat voor Alain hetzelfde is.’

‘We zijn bezig met de noden van de mens, de existentiële vragen: daarin is ons werk gelijklopend. Denk terug aan die piëta: dat is niet louter een afbeelding in de schilder- of beeldhouwkunst van Maria met haar dode zoon op schoot. Een piëta gaat over alle verlies in onze maatschappij, hoe je daarmee omgaat en dat kunt verwerken. Ik ben erg geïnspireerd door Rogier Van der Weyden, die in opdracht veel piëta’s heeft geschilderd die dan in kerken kwamen te hangen. Zelf zei hij daarover dat dat ontmoetingsplekken waren waar mensen naartoe konden om hun verdriet een plaats te geven en een rouwproces in gang te zetten. Dat is wat kunst ook kan doen: troost bieden.’

Unnamed 7
OBV-Atelier in Zele © Koen Broos

‘Ik vind het altijd boeiend mee te gaan in een verhaal van iemand anders en dan te kijken hoe ik mijn beelden kan inzetten en hoe die groeien naar de voorstelling toe. Voor de Biënnale van Venetië in 2013 heb ik het werk ‘Kreupelhout-Cripplewood, 2012-2013' gemaakt. Ik had Alain uitgenodigd om daar nog voor de opening mee naar te gaan kijken. We hebben samen lang op de bank gezeten voor dat werk. De vader van Alain was toen net overleden en ik denk dat dat voor hem een soort afscheidsritueel is geweest. Dat hij in die grote boom een geveld lichaam heeft herkend. Dat hij troost gevonden heeft in de manier waarop die takken gebroken waren en aan elkaar gezet waren en verbonden waren met dekens. Hoe kussentjes ze ondersteunden. Dat gevoel van dat verzorgen vond Alain erg mooi. En ook die herinnering heeft hij meegenomen in zijn vraag aan mij om een grote boom op de scène te zetten.’

‘Ik maak de boom in nauw overleg met de mensen van het decoratelier in Zele. Ik ga regelmatig eens kijken en ik ben blij als een kind iedere keer dat ik naar Zele mag. Ik had een maquette gemaakt voor de boom en bekleed met was en die had ik meegegeven. De mensen in het atelier vertalen een gevoel van mij in een andere materialiteit. We kunnen de boom in Ombra niet uit was maken, wegens de brandveiligheid. Het is zo fijn: andere mensen die eens iets uitvoeren voor mij en nieuwe oplossingen zoeken. Ik werk ook graag samen met Felice Ross, die de belichting van Ombra doet. Bij een voorstelling maakt licht het werk: als je de boom daar op de scène zet is het maar een object, maar door licht en kleur en intensiteit en schaduwen vertel je een groter verhaal.’

‘De boom is geschilderd in de kleuren van een mensenlichaam, in hetzelfde palet dat ik gebruik voor mijn wassen sculpturen, met blauw en groen en rood ook, om het gevoel van bloed en wonden op te roepen’
DSC0641
Berlinde De Bruyckere ©Mirjam Devriendt

‘De boom uit Ombra ziet er door de materialen waaruit hij gemaakt is menselijk en kwetsbaar uit. De takken zijn niet hard maar tactiel door de vellen latex die om het skelet heen gewikkeld zijn, als een soort huid. Daardoor is het voor de dansers aantrekkelijk om erin te kruipen en er tegenaan te schurken. Hij is geschilderd in de kleuren van een mensenlichaam, in hetzelfde palet dat ik gebruik voor mijn wassen sculpturen, met blauw en groen en rood ook, om het gevoel van bloed en wonden op te roepen. In de oksels van de bomen liggen wat we “nesten” noemen: stapels van dekens die medewerkers van het decoratelier in kringloopwinkels voor me verzameld hebben. Daardoor is er een verzachtende omstandigheid: de dansers zitten niet op een harde tak maar op iets wat een warme geborgenheid geeft. Dekens zijn een materiaal dat ik al lang gebruik in mijn werk. Ze bieden bescherming. Bij een verhuizing steek je een deken tussen je kast en je tafel.’

‘Alain heeft aan ontwerpster Dotje Demuynck kostuums gevraagd die eruit zien als kleren waar je de hele zomer mee op reis geweest bent en die zo’n beetje versleten zijn geraakt doordat je ze tien keer gewassen hebt. Datzelfde verschraalde kleurenpalet zit in de dekens. De kostuums hebben daarnaast ook felle kleurelementen, en die zullen terugkomen in de nesten. Zodat de dansers als ze erin gaan zitten er als het ware mee samenvallen. Een boom en een nest zijn voor elkaar gemaakt. Een vogel in de natuur bouwt zijn nest met wat hij vindt, een reepje papier of een stukje wol van een schaap. Ik vind het mooi daarnaar te verwijzen. In nesten worden eitjes gelegd en vogels geboren. Dat is positief, nieuw leven.’

‘Bomen in de natuur zijn voor mij echte sculpturen. Het fascineert me hoe ze door de jaren veranderen. Ook hun veerkracht boeit me: hoe ze meedansen en meebuigen in de wind. Mensen hechten zich aan bomen. Bij de geboorte van een kind planten ze een boom. Dat is heel mooi. Bomen kunnen levens begeleiden en generaties overleven. De boom in Ombra gaat echt tot in de nok van het theater. De schaal was cruciaal, het mocht niet zomaar een boom zijn die twee keer zo groot is als een mens. Hij moest een massiviteit en maturiteit hebben. Hij is zo groot dat we hem niet kunnen rechtzetten in het decoratelier in Zele. Dat zal pas een eerste keer kunnen vlak voor de première, bij de repetities op het toneel in de Antwerpse Opera. Werken aan de scenografie van een opera is enorm spannend, omdat jij maar een onderdeel bent en iedere andere factor even belangrijk is om dat vuurwerk op het einde te laten gebeuren.’


Dit artikel verscheen in het OBV-magazine 17.

Wil je de boom komen bewonderen op de scène? Dat kan!
Lees hier meer

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Volg ons