- Opera
De goden aanroepen
door Tobias Staab, ma 1 sep 2025

Wat is echt? Of, om een iets bescheidener vraag te stellen: hoe kunnen we herkennen wat echt is? Al sinds de beginjaren staat de Westerse filosofie sceptisch tegenover wat zich aan onze zintuigen aandient. Plato, Kant en Schopenhauer wantrouwen de zintuiglijke overdaad die onze waarneming overspoelt en ons eenzaam achterlaat in een fragiel evenwicht tussen onszelf, de wereld en God. En ze zijn niet de enigen. De Indiase filosofie, vooral de hindoeïstische Vedanta-school, stelt ook dat de zichtbare, materiële wereld een illusie is. De sluier van Maya (Māyā in het Sanskriet: ‘illusie’ of ‘magie’) bedekt de ware, absolute realiteit (Brahmaan) die altijd een mystieke en transcendente dimensie heeft. Vandaag – en minstens al sinds de AI-technologie afbeeldingen genereert – weten we zeker dat de beelden die dagelijks over de schermen van onze digitale toestellen flikkeren niet te vertrouwen zijn. Maar hoe kunnen we de echte realiteit waarnemen, waarvan we het bestaan vermoeden achter de waanbeelden, simulaties en deepfakes? Welke geheimen wachten ons als we uit de grot omhoog klimmen en een kijkje nemen achter de matrix? En welke lichamelijke of spirituele gebruiken zouden ons toegang kunnen geven tot die realiteit?
Hoe kunnen we de echte realiteit waarnemen, waarvan we het bestaan vermoeden achter de waanbeelden, simulaties en deepfakes? Welke geheimen staan ons te wachten als we uit de grot omhoog klimmen en een kijkje gaan nemen achter de matrix?
Perceptie op de proef gesteld
Het kunstenaarsduo Susanne Kennedy en Markus Selg ontwerpt ruimtes waarin je jezelf kan verliezen. Hun kunstmatige werelden houden het midden tussen een theatervoorstelling, een collectief ritueel en een video-installatie, en ze stellen voortdurend onze perceptie op de proef. Het begint al met de architectuur van het toneel, volledig bedekt met geprojecteerde beelden zodat het onmogelijk is uit te maken of de ruimtes die zich openen echt of virtueel zijn. Dat geldt ook voor de spelers, die vreemd onthecht lijken, lichtjes eng, gedreven door krachten die niet vanuit hun binnenste komen. Op het eerste gezicht lijkt die totaal kunstmatige wereld op een toekomstbeeld van een multizintuiglijke overdaad waarin wat echt is verdwijnt en achter elke illusie enkel een nieuwe hersenschim schuilt.
Susanne Kennedy beschreef haar esthetische benadering ooit als een poging tot totaaltheater. Met Erwin Piscators bekende term verwijst ze niet alleen naar het theater als plek waar verschillende kunstvormen en uitdrukkingsmiddelen samenkomen – lichaam en ruimte, licht en video, muziek, spraak en zang, toneelmachinerieën en de zaal. Kennedy beschrijft ook een aanpak die streeft naar een totaal effect, een theater dat alle expressieve middelen bundelt om een onmiddellijke en overweldigende uitwerking te bereiken. Een theater dat de verbinding maakt met de lichamen van de toeschouwers, ze in zich opneemt en ze meevoert.
De esthetiek in het werk van Kennedy & Selg plaatst hun theater in een post-digitaal heden waar de grenzen tussen virtuele en analoge realiteit vervaagd zijn. Meer nog: het is een heden dat niet langer een onderscheid maakt tussen simulatie en realiteit. Het resultaat, waarin altijd verschillende realiteitsniveaus tegelijk bestaan, wat overweldigt en irriteert, en dat zo verbazend moeiteloos aansluit bij de realiteit die we vandaag beleven, heeft het Europese theater de afgelopen jaren blijvend beïnvloed en een hele generatie jonge theatermakers geïnspireerd.
Het was maar een kwestie van tijd voor Kennedy & Selg zich aan een opera zouden wagen. Ze debuteerden in 2022 met Philip Glass’ Einstein on the Beach, een opera-installatie waarin de bezoekers konden kiezen: de voorstelling vanuit de zaal zien of het toneel opstappen om de opera te midden van de zangers en andere spelers mee te maken. Het samengaan van een ritueel getinte bewegingstaal en Glass’ repetitief pulserende compositie was meeslepend en had een haast psychedelisch effect.
Archetypische beelden
Voor zijn tweede operaproject regissert het kunstenaarsduo nu Parsifal, Richard Wagners laatste compositie die hij de toepasselijke benaming Bühnenweihfestspiel gaf. Die term is meer dan een genreaanduiding, het is een artistiek en spiritueel manifest dat de traditionele operadramaturgie overstijgt en de handeling op het toneel verheft tot een geheiligde daad. De combinatie van ‘scène’, ‘wijding’ en ‘festival’ duidt op een gewijde feestelijke handeling die zich afspeelt binnen een specifiek kader en erop gericht is bij alle aanwezigen een innerlijke verandering teweeg te brengen.
Susanne Kennedy en Markus Selg nemen die opdracht heel ernstig. Richard Wagner herleidde de middeleeuwse romans in versvorm van Chrétien de Troyes en (vooral) Wolfram von Eschenbach, waarin de Parsifal-mythe voorgesteld wordt als een avontuurlijke heldentocht, al tot hun essentie. In zijn opera wordt dat een innerlijke reis voor Parsifal. De haltes en ontmoetingen zie je in archetypische beelden die vooruitwijzen naar latere opvattingen over het onbewuste, in het bijzonder die van Carl Gustav Jung. Ze lijken eerder op etappes in het spirituele groeiproces van een held die een leven lang een band moet smeden met de wereld, met God, en niet te vergeten met zichzelf.
Kennedy's en Selgs werk is een zoektocht naar de oorsprong van het theater, naar rituelen die aansluiten bij de religieuze bronnen van de kunstvorm en naar werkwijzen die een gevoel van gemeenschap kunnen doen ontstaan
Spiritueel inzicht
Hierbij onderstreept Wagner zijn universele claim door verschillende religieuze en spirituele benaderingen samen te voegen. In Parsifals wereld lijken de Samsara-kringloop – de hindoeïstische idee van dood en wedergeboorte – en de christelijke belofte van de verlossing zonder problemen naast elkaar te bestaan. De figuur van Parsifal lijkt in gelijke mate eigenschappen van Jezus en Boeddha in zich te dragen. Wagner haalde zijn inspiratie bij de filosoof Arthur Schopenhauer, een van de eerste westerse denkers die oosterse filosofieën incorporeerde. Schopenhauer legt een verband tussen ‘Maya's sluier’, die aan het begin van de opera ter sprake komt, en het ‘principium individuationis’ waardoor de wereld aan ons verschijnt als afzonderlijke individuen en objecten in de ruimte en de tijd. Hij ziet dat principe als de belangrijkste bron van lijden. Maar terwijl Schopenhauer hieruit zijn beruchte pessimisme afleidt, zocht Wagner aan het einde van zijn leven naar een benadering die het bestaan omarmt en een uitweg biedt uit het existentiële dilemma. Door ‘wetend door medelijden’ te zijn vindt Parsifal een manier om de versnippering van het bestaan te overwinnen. De wereld, God en het zelf vallen samen in een goddelijke eenheid. In plaats van een morele catharsis stelt Richard Wagner een spiritueel inzicht voor.
‘Het eerste theater was de tempel’, beweert Wagner in zijn tekst Kunst und Religion, en dat besef sluit aan bij een zoektocht die al jaren de kern uitmaakt van Kennedy's en Selgs werk. Het is een zoeken naar de oorsprong van het theater, naar rituelen die aansluiten bij de religieuze bronnen van de kunstvorm en naar werkwijzen die een gevoel van gemeenschap kunnen doen ontstaan. Ze vinden hun inspiratie in religieuze erediensten, in tribale inwijdingsrituelen en ook in de voorchristelijke mysteriespelen uit de Griekse en Egyptische Oudheid, die elementen uit cultussen en uit het theater verweven.
‘Religie als vertrekpunt nemen, betekent vertrekken vanuit een sociocultureel systeem waarin met de goden gecommuniceerd wordt’, schrijft Jean-Luc Nancy in een essay over het theatergebeuren. ‘Zodra die verbondenheid verdwijnt, blijft enkel nog drama over, wat “handeling” betekent. En een handeling is nu net wat ver van de eredienst gebeurt. (…) De gebaren van de cultus hebben effecten waarvan men wenst dat ze verlossing brengen.’
Door ‘wetend door medelijden’ te zijn vindt Parsifal een manier om de versnippering van het bestaan te overwinnen. De wereld, God en het zelf vallen samen in een goddelijke eenheid
Ook in Parsifal kan de ‘verlossing’, die de spirituele volmaaktheid van de mensheid beoogt, niet bereikt worden door de uiterlijke omstandigheden in de wereld te veranderen. Ze voltrekt zich door een ommekeer in de innerlijke gesteldheid, niet enkel bij het personage zelf, maar bij alle aanwezigen. Het totaaltheater van Susanne Kennedy en Markus Selg staat veel dichter bij een dergelijk rechtstreeks aanroepen van de goden dan bij het idee een psychologisch theater dat streeft naar representatie, en dus naar de handeling. Hun Parsifal is een zoektocht naar de oude, spirituele voedingsbodem waarop de mythe kon gedijen. In hun theater wordt het publiek een deel van een collectief dat samen een ritueel pad inslaat. En wanneer op het einde van de opera Wagners muziek alles dat met woorden kon worden uitgedrukt achter zich laat – wanneer het Graal-motief opstijgt door virtuele sluiers en voorbij door AI geproduceerde illusies, tot in een verticale stroom die een weerklank vindt in het lichaam van alle aanwezigen – wordt duidelijk dat de echte kracht van het theater daarin schuilt, in zijn religieuze oorsprong.
Antwerpen | Gent
Parsifal
Richard Wagner
