Scenograaf en lichtontwerper Thomas Walgrave, die artistiek een tandem vormt met Christiane Jatahy, wijst op de bijzondere keuze die de componist maakte en die in hun productie radicaal wordt doorgedacht: ‘Er zijn vrij veel stukken die de machtsmechanismen beschrijven aan de hand van de personages die macht uitoefenen. Denk aan Macbeth of King Lear, die dat op meesterlijke wijze doen. De kant van het onderdrukte volk krijgen we minder vaak te zien. Dat volk wordt eventueel vernoemd, maar het verschijnt niet zelf. Verdi vangt dat gemis, de noodzaak om van beneden naar boven toe te spreken, op door de muziek en gebruikt daarvoor de koorzang. ’Christiane Jatahy: ‘De vraag is niet zozeer hoe we het verhaal van Nabucco kunnen behouden, maar hoe we het vandaag kunnen benaderen. We gaan de geschiedenis niet veranderen, ze bestaat. Het doel is een transparant resultaat te bereiken waarin mensen het verhaal herkennen, van het libretto en van de muziek, maar waar de focus zich verplaatst naar andere, minder zichtbare plekken – en inderdaad, zoals Thomas zegt, naar de onzichtbaarheid van het volk. Want het verhaal wordt verteld via Nabucco, Zaccaria of andere hoofdpersonages, maar nooit via de mensen die midden in de gemeenschap leven. Net over hen willen wij het hebben. We proberen de verborgen elementen te zien, wijzigen de gezichtshoeken en maken de achterkanten zichtbaar.’
Verandering en revolutie
Terug naar het Slavenkoor. Verdi’s populairste koornummer wordt zelden in de dramatische context van de opera gezien. In de partituur heeft de componist het over Coro e profezia (Koor en profetie). Op de nostalgische terugblik van de Hebreeërs naar hun verloren geboorteland volgt een monoloog van Zaccaria, hun geestelijke leider. ‘Sta op, van angst verlamde broeders, via mijn lippen spreekt de Heer’, zo vermaant hij zijn volk. Klaagzangen helpen niemand vooruit, zo weet hij. Hij bezweert de tijdelijke moedeloosheid met de profetie van het einde van gevangenschap en vernietiging van het Babylonische rijk: 'Vanuit de duisternis ontwaar ik de toekomst… zie, de onwaardige ketenen zijn verbroken! Op het trouweloze land stort zich reeds Juda’s briesende leeuw!’
Zaccaria is een demagoog en ‘valse profeet’. Toch weet hij de kracht van de revolte bij zijn toehoorders aan te boren. Christiane Jatahy: ‘We willen het machtsstreven tonen en het hebben over de strijd van groeperingen die een revolutionaire beweging in gang zetten om de macht om te buigen. Dat aspect behandelen we zonder rangorde, dus zonder het voordeel te geven aan de ene of de andere kant. De onderwerping aan de macht tonen en de lijdzaamheid van de stakkers die ze ondergaan is niet wat ons interesseert. Bij ons treedt een aantal solisten uit het koor naar voren: iemand die uit de groep stapt, wordt een individu. Het betekent dat elk lid van de groep die stap vooruit kan zetten, die tot verandering en revolutie kan leiden.’
Ruimte en camera’s
In Jatahy’s Nabucco wordt de hele ruimte van het theater bespeeld: ‘We gebruiken ook de ruimte die gewoonlijk bestemd is voor de blik, de toeschouwers.’ Een deel van het koor zit tussen het publiek terwijl het publiek zichzelf weerspiegeld ziet in een spiegel op de scène. Jatahy: ‘Zo weten we niet langer wie het publiek is en wie het verhaal vertelt: is het degene die zingt, of degene die zich het verhaal inbeeldt of het ziet?’
‘De camera is tegelijk een middel om een groep mensen in het oog te houden en een instrument om iemand te manipuleren’
— Christiane Jatahy
Voor de grensvervaging tussen realiteit en fictie is de lege scène een gedroomd vertrekpunt. ‘Om een illusie te wekken is het altijd interessant te vertrekken van de conventies van het theater. Dus tegen het publiek te zeggen: “jullie zijn in een theater” en hun te tonen hoe de fictie opgebouwd wordt. Als die illusie aanvaard wordt, kan je verdergaan in die afspraak. De leegte is een projectievlak dat bulkt van verbeelding. Wanneer wij iemand tonen die in de coulissen speelt, weet de toeschouwer dat goed en voelt hij zich op geen enkele manier bedot. We zijn samen de illusie aan het opbouwen.’
De camera is een ander cruciaal element in dit verhaal met wisselende perspectieven. Op de scène zien we niet alleen cameramensen die live filmen, ook Zaccaria en koorleden hanteren de camera. Jatahy: ‘Bij ons zijn camera's strijdmiddelen of controle-instrumenten, het zijn wapens. De camera is tegelijk een middel om een groep mensen in het oog te houden en een instrument om iemand te manipuleren, zoals Zaccaria doet. Ik vind het interessant dat Nabucco en Zaccaria allebei met manipulatie spelen.’
‘EEN Nabucco’
Er is meer dan controle en manipulatie. Via close-ups van koorzangers staat de camera ook toe het individu in de massa te ontdekken en groepen mensen daadwerkelijk te zien als een verzameling individuen: ‘We tonen de reacties van de mensen, wat zich in hun hoofd afspeelt en filmen mensen die niet de hoofdpersonages zijn. Naast de solisten laten we ook dingen zien die zich backstage of midden in de menigte afspelen: dus niet wat al in het middelpunt van een scène staat, maar wat niet in het oog springt, het onzichtbare. Zo worden steeds meer lagen toegevoegd. Bedenk ook dat wij niet DE Nabucco maken, maar EEN Nabucco. Het is een versie van het stuk. Dat is ook de vrijheid die klassieke werken bieden, die in het geheugen van mensen leven. Er zullen toeschouwers zijn die Nabucco al vijf of zes keer gezien hebben, in ensceneringen die ze meer of minder appreciëerden. Deze enscenering is een voorstel, het resultaat van wat de ploeg samen wil vertellen – niet meer en niet minder.’
Muziek als activerende kracht
Een laatste keer terug naar het Slavenkoor. Het lyrisch meeslepende nummer is het voorwerp van een hardnekkig misverstand. Bij de première van Nabucco in Milaan begreep de Italiaanse operabezoeker meteen een verborgen boodschap achter woord en muziek: de verbannen Hebreeërs stonden voor het Italiaanse volk dat toen kreunde onder de Oostenrijkse bezetting. Eensklaps verscheen Verdi als dé muzikale stem van het Risorgimento – de geleidelijke eenmaking van Italië als natie, in de jaren 1820/’70.
De Engelse musicoloog Roger Parker ontkrachtte die mythe al geruime tijd: ‘Verdi’s reputatie als “de bard van het Risorgimento” was reëel, maar werd gecreëerd in de tweede helft van de 19e eeuw. Toen had een jong, net geconsolideerd en fragiel Italië dringend culturele monumenten nodig om een vorm van nationale identiteit te creëren. Op dat moment groeide de zachte nostalgie van ‘Va pensiero’ uit tot een krachtige herinnering aan eenvoudigere tijden.’ Een beslissende duw in de rug kwam nog later, na de dood van de componist. Koor en Orkest van de Scala voerden het Slavenkoor onder leiding van Arturo Toscanini uit toen in 1901 Verdi’s stoffelijke resten werden overgebracht naar de Casa di Riposo in Milaan, het rusthuis voor bejaarde musici dat de componist zelf had gesticht.
Ondanks die geleidelijke constructie van ‘Va, pensiero’ tot ‘tweede nationale hymne van Italië’ kan je niet om de verbindende en activerende kracht van de muziek heen. Dat haakt perfect aan bij de waarde die Christiane Jatahy aan muziek toekent in haar theaterwerk: ‘een manier van samenzijn, als een plek om vreugde en weemoed te delen en als een band tussen ons, tussen de acteurs/zangers én met het publiek’. In opera vormt ze ‘een band tussen de personages die niet aanwezig is in de tekst’, zo stelt ze. ‘Bij mijn eerste opera-enscenering ben ik beginnen te wenen toen het orkest begon te spelen. Dat was ongelooflijk, die nieuwe laag die erbij kwam. Ik denk dat musici een universele taal hanteren die enkel zij kennen, maar die ons toch kan beroeren, ook al zijn we geen musicus. Muziek raakt iets in ons dat ons overstijgt. En dat is de grote kracht van opera.’
In dit artikel citeren we fragmenten uit een langer interview met dramaturge Clara Pons, dat gepubliceerd werd in het programmaboek van Nabucco in het Grand Théâtre de Genève, seizoen 2022/23. Vertaling citaten uit het Frans: Martine Bom.
Dit artikel is ook te lezen in het OBV-magazine